Amerikaans documentairemaker Michael Moore is lyrisch over Canada. Over hun politieke systeem, over de aardige mensen, over hun goed aangelegde wegen, over hun gratis zorgverzekering en vooral over het feit dat bijna niemand een wapen heeft. Zo lyrisch als hij is over Canada, zo erg kotst hij op zijn eigen land en Trump in het bijzonder. Mijn verwachtingen waren dan ook hooggespannen toen ik voor het eerst echt naar Canada ging. Canadezen vragen net als Amerikanen waar je vandaan komt en of je al vaker in hun land bent geweest en mijn standaardantwoord was:” Yes, I have been to Niagara Falls, but does that count?” Natuurlijk telde dat! Ik was immers aan de Canadese kant geweest en had daar overnacht. Ik was aan de beste kant van de watervallen geweest en wat een goede keuze was dat. Deze keer was ik er bijna drie weken. Een roadtrip van Vancouver naar Vancouver Island, dan dwars door de Rockies om te eindigen in Calgary.
Op het eerste gezicht zijn Canadezen “Amerikanen met een ziektekostenverzekering”. Ze zullen het me niet in dank afnemen dat ik dit zeg, maar er zijn meer overeenkomsten dan ze zelf willen zien. Ze zijn net zo nieuwsgierig naar buitenlanders, beginnen meteen een praatje, zijn net zo slecht gekleed, hebben openbare toiletten met spleetjes bij de deuren, hebben een doorspoelsysteem bij die toiletten uit de jaren ’50 van de vorige eeuw. Al hun lampen moet je bedienen alsof je een gaslampje aandraait. Verder zijn ze in de horeca poepvriendelijk. Alles immers voor de fooi. Je krijgt ook meteen halve liter glazen chloorwater bij je eten, ook voor die fooi. Er is ontzettend veel wegwerpbestek, wegwerpservies en er worden nog te pas en te onpas plastic tasjes uitgedeeld. Toen ik vroeg of dat echt gratis was en mocht, keek de kassajuffrouw me verward aan en stopte mijn spullen snel in dat tasje. (plastic tasjes zijn op vakantie heilig, want er is altijd wel iets wat je in een plastic tasje wilt doen en vervolgens in je koffer.) Dat zijn de overeenkomsten op het eerste gezicht.
Er zijn ook verschillen met de Amerikanen, Amerika en met ons land. Verschillen in positieve zin. Het is doodnormaal om alleen dat gechloreerde water te drinken bij het eten. Soms is het water gefilterd, een verademing. Probeer in Nederland niet te vragen om gratis kraanwater, zelfs niet als je met kloppende hoofdpijn paracetamols moet wegslikken, want ze willen je het liefst alleen Spa blauw verkopen. De winst zit hem in de drank. In Canada blijkbaar niet, want je hoeft niet een ander drankje te bestellen. De helft van de restaurantgangers doet dat dan ook niet. Zoek eens in een stad of park naar een gratis openbaar toilet met wc-papier, zeep en handdoekjes. Dat gaat je hier niet lukken. Want de horeca moet immers verdienen aan jouw toiletgang. In Canada zijn overal toiletten met alles er op en er aan. Zelfs warm water om je handen te wassen, de ultieme luxe. Bij de parkeerplaatsen in de nationale parken staan altijd compost wc’s met desinfectiemiddel. Ook staan bij die parken alle wandelingen aangeduid op kaarten met een duidelijke bewegwijzering. Allemaal gratis. Je hoeft niet bij de VVV een lullig wandelkaartje te kopen voor € 2,75. Je kunt gewoon aan je trail beginnen en die is voorzien van alle mogelijke achtergrondinformatie op diverse panelen. Ze zijn echt dol op trails en hiken. Vroeger dacht ik dat je dan 30 km door de wildernis gaat lopen met de blaren op je voeten, maar de afstanden variëren van 800 meter tot 5 km. Zo kun je dus stoer zeggen dat je gehiked hebt, terwijl je gewoon een rondje rond de kerk hebt gelopen. En in het Canadese geval: op en neer naar de waterval. In Canada zijn buitenlanders nog welkom. Ok, het is wel omdat ze een nijpend tekort hebben aan personeel in winkels, de horeca en de schoonmaakbranche. Daarom krijg je redelijk eenvoudig een werkvergunning en tijdelijk visum. Ik heb minstens zoveel Sikhs gezien als in de Indiase Punjab regio, inclusief hun Gurdwara (hun tempel/kerk). Alle Afrikaanse landen waren vertegenwoordigd. Dit leek in harmonie te verlopen.
Verder zijn de Canadezen super aardig. Als je de gewone burger spreekt, is iedereen in voor een praatje en leggen ze erg makkelijk contact. Eerlijk gezegd begin ik zelf nooit praatjes met wildvreemden en nu zag ik dat het juist leuk is om even met mensen een babbeltje te maken. Als de goten worden geveegd, staat er de dag van te voren een verkeersbord met het verzoek om de auto die dag niet te parkeren op dat stuk straat. Canadezen doen dat ook braaf en de goten zijn netjes schoon geveegd. Bij ons zijn ze te beroerd om zo’n bord er neer te zetten, vegen ze wat met de Franse slag om de auto’s heen en daarom zijn de goten altijd vies.
De schoolkindjes lopen aan een touw. Dat moet ik misschien even uitleggen voor wie dit fenomeen nog niet kent. Men neme een touw en legt er om de zoveel centimeter een knoop in. Je zet de kindjes op een rij en laat ze het touw vasthouden bij “ hun knoop” en in ganzenpas gaan de kindjes onder begeleiding naar school. Ik wist niet wat ik zag en ze keken er als een verdwaasd eendje bij toen ik vol verwondering keek. Dit was gewoon te koddig en het systeem werkt ook nog eens perfect.
En dan last but not least: ze zijn een heer in het verkeer. Ze stoppen voor elke voetganger, of die nu loopt over een zebra of niet. Er wordt gestopt! Bij kruisingen geven ze elkaar allemaal voorrang, wat voor mij nog weleens verwarrend is. De schoolbus is heilig en er wordt gestopt tot alle kindjes zijn uitgestapt en de bus weer verder rijdt. Ze hebben een engelengeduld in het verkeer. Ze laten auto’s op de snelweg invoegen, echt waar. Ik wist niet wat ik mee maakte. Ze rijden op hun snelwegen gemiddeld 90 km/u, heel soms 110 km/u. Lijkt mij erg goed voor het milieu om minder hard te rijden, het rijdt relaxed en er zijn minder verkeersongelukken.
Dit is pas wat me na drie weken Canada is opgevallen. Een verademing. Des te erger is het om weer thuis te zijn. Ik probeer wat goede gewoontes over te nemen, dus als je me nog meer dan normaal als een bejaarde non ziet rijden: dat is mijn nieuwe Canadese rijstijl.