India: geluk gegarandeerd

Zoals ik al vorige keer schreef, is een land met de meeste intensiteit ten opzichte van je eigen stad en dat maal de mate exoticiteit hèt land dat je het meeste geluksgevoel bezorgt. Als je deze formule erop lost laat, komt India als winnaar uit de bus. Met stip op nummer 1 en met een voorsprong op veel andere Aziatische landen, die hierop óók al hoog scoren.

Toch geldt voor India ook: je haat het of je houdt er van. Of, en dat vind ik altijd de meest frappante, je hebt allemaal vooroordelen over het land, terwijl je er nooit bent geweest. Je hebt horen zeggen dat het er zo smerig is, dat ze ongegeneerd op straat hun behoefte doen. Nog erger, de lijken liggen er weg te rotten in de goot en het stinkt er verschrikkelijk. Er lopen overal koeien rond, die ook nog heilig zijn verklaard en oh ja, er worden ook heel veel vrouwen verkracht, gewoon en public in de bus. Kortom, de hel op aarde.

Ik behoor tot de categorie mensen die van India houdt en ultiem gelukkig wordt van een riksjatour door Old Delhi. Die geuren, die drukte, die riksja’s die elkaar bijna overhoop rijden en van een tweebaans weg een vijfbaans weg maken. Heerlijk!

Na drie keer een rondreis te hebben gemaakt in respectievelijk Rajasthan, Punjab en Tamil Nadu/Kerala, kan ik wel stellen dat ik een fervent India-ganger ben. Sporadisch loopt er nog eens een koe rond, heel soms slaapt er iemand op de stoep of onder een viaduct (hier niet?). Op de markt ruikt het er naar allerlei soorten kruiden, specerijen, groenten en vis. Dat laatste is bij 34 graden niet echt smakelijk. Dood ga je er niet van en die geur ruik je op onze weekmarkten ook. Ik heb in de overvolle metro in Delhi gereisd in de avondspits en ben door niemand onzedelijk betast. India is zoveel meer dan die vooroordelen. Het maakt mij in ieder geval intens gelukkig.

India is namelijk ook: mensen die je nieuwsgierig bekijken en vragen of ze je mogen aanraken. Ze willen even checken of ik echt zo blank ben van mezelf of dat ik er iets op smeer. De vrouwen zijn gekleed in de meest kleurrijke sari’s, ieder in een andere kleur, zodat het een ultiem foto tafereel is. Het is een gezin dat de tempel bezoekt in matchende kleding. De moeder een groene sari, peuter dochter in een mini groene sari en paps in een groen overhemd. Daar maak je me blij mee. Zo zie ik het in eigen land nooit en als je al zo over straat loopt, word je waarschijnlijk meewarig aangekeken. Het is ook een stokoude priester die je zijn tempel trots laat zien en je meeneemt naar plekken waar toeristen nooit mogen komen, waardoor je in allerlei achterkamertjes komt, met weer een tempeltje in een tempel. De wierook beneemt je de adem. Trots legt hij uit wie alle Hindoe Goden zijn, en dat zijn er heel veel, en wat hun betekenis is. Het is ook buiten op de trappen zitten van de grote moskee in Delhi en mensen kijken, totdat je doorhebt, dat iedereen jou bekijkt en je zo stiekem mogelijk op de foto zet. Blanke mensen zijn nog altijd enorm interessant voor ze. Zoals wij hen ook fotogeniek vinden. Het is ook leegstaande paleizen binnen komen via de achterdeur. Hier woonde de voormalig Britse onderkoning en het is tientallen jaren niet meer in gebruik. Al het meubilair is nog aanwezig, verstoft of onder oude lakens. Geen toerist die er ooit binnen komt. Ik heb het Provinciehuis van Chandigarh van binnen gezien, ontworpen door mijn idool Le Corbusier. Indiase ambtenaren speelden heel cliché patience op hun pc. Het is ook stoppen bij een klein feestvierend dorp, die denken dat hun gebeden aan de Goden zijn gehoord, omdat er immers 20 blanke toeristen uit de bus stappen. Als een soort van beroemdheid werd ik op de foto gezet, selfies werden er gemaakt en iedereen wilde me even aanraken. Zo moet Lady Gaga zich voelen.

En dat dus allemaal in India. Ik schat in dat er nog een vierde keer komt dat ik het land bezoek. Al is het maar om mijn geluksgevoel op peil te houden.